Standvink0000.0011

 

 Literatuur

 

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 19973e druk, sterk uitgebreid/1e druk: 1953 [644 blz. ISBN 90.74310.33.8].
Hierin "Standvink": blz.: 434 (1e betekenis: "korbeelstel of muurstijl onder de oplegging van een balk [...]"; 2e betekenis: "stijl midden in een ruimte die een balk ondersteunt en hiermee met schoren verbonden is [...]". Uit de tekening blijkt dat de genoemde ondersteunde balk de onderslagbalk is, die onder de bovenliggende balklaag is gelegd.)

- Korevaar, A., & A. Bijls & M. Gout & L. Stijnen, Bouwkundige Encyclopedie. Tweede deel: L - Z. Amsterdam, Brussel (Elsevier), 1954. [691 blz. ISBN -].
Hierin: blz. 436 ("Standvink dient tot ondersteuning van een balk (bijvoorbeeld een moerbalk) indien deze laatste wegens zijn grote lengte een tussensteunpunt nodig heeft. Een standvink bestaat uit een sleutelstuk*, twee schoren (korbeels) en een kolom. Hoewel het sleutelstuk niet absoluut noodzakelijk is, wordt het toch vaak gebruikt om de moerbalk niet onnodig te verzwakken door het aanbrengen van gaten voor de verbinding met de kolom en de blokkeels. [...]"
- Opmerking*: uit de tekening van de constructie blijkt dat met de term 'sleutelstuk' in dit geval de korte balk bedoeld wordt die op de korbeels gelegd is - jp.)

- Jellema, R. & M.C.A. Meischke & J.A. Muller (red.), Bouwkunde. Leerboek voor het middelbaar technisch onderwijs, deel 1. Delft (Waltman), z.j. [1952]5e druk. [452 blz. ISBN -]. Hierin "Standvinkconstructie": blz. 417, 418

- Arendzen, G. & J.J. Vriend, Bouwkunde. Deel 1, hand- en studieboek voor den bouwkundige en den timmerman. Amsterdam (Kosmos), z.j. [577 blz. ISBN -]
.Hierin "Houten kolommen en standvinken": blz. 251-252 ("De houten kolommen worden in den regel uitgevoerd als standvink volgens Fig. 189A. Hieraan worden onderscheiden: een stijl, het sleutelstuk en de korbeels, terwijl de moerbalk met kolom te zamen wel het gebint worden genoemd. [...]").

- Zwiers, L., Bouwkundig Woordenboek. Tweede deel: L-Z. Amsterdam (Van Holkema & Warendorf), z.j. [1920]. [613 blz. ISBN -].
Hierin: blz. 396 (Standvink: zie Kolom" - dit is de volledige tekst)

- Zwiers, L., Bouwkundig Woordenboek. Eerste deel: A-K. Amsterdam (Van Holkema & Warendorf), z.j. [1920]. [685 blz. ISBN -].
Hierin: blz. 646-648 ('Kolom', Hierin: "Figuur 1 geeft de constructie van een houten kolom of standvink. Deze wordt gewoonlijk voorzien van schoren of korbeels. De helling hiervan wordt welgenomen naar een rechthoekigen driehoek, waarvan de zijden zich verhouden als 3:4:5 (de zogenaamde vijfsteek). Om den moerbalk niet te verzwakken, brengt men een sloof of sleutelstuk aan, waarin de standvink en de korbeels met een pen steunen. De sloof wordt van een harde houtsoort genomen tegen het inknijpen, en door middel van ijzeren beugels met den balk verbonden. Voor zware belastingen is het gebruik van houten standvinken af te keuren. [...] Gegoten of getrokken ijzeren kolommen zijn dan dus te verkiezen. De onderste standvink wordt ondersteund door een gemetselde neut, waarop een dekplaat van hardsteen; de druk worden door middel van lood overgebracht." Hierna wordt diverse soorten kolommen besproken.)

 

- Scheltema heeft 'Standvink' niet als trefwoord.